Castratie kater
Katers kunnen vanaf zes maanden leeftijd gecastreerd worden. In individuele gevallen kan het beter zijn om vroeger of later te castreren. Dit kunnen we met u bespreken.
De ingreep wordt onder algehele narcose uitgevoerd. Voor de castratie luisteren we naar het hart en krijgt de kat een pijnstiller. De bal en de bijbal worden verwijderd via een sneetje in het scrotum. Het sneetje blijft na de castratie open en herstelt vanzelf weer. Doorgaans herstellen de katers heel snel na de ingreep. Als de kat nog niet gechipt is, kan de kater tijdens de narcose voor de castratie ook gechipt worden, zodat u altijd terug te vinden bent als eigenaar van de kat.
Vanaf de avond voor de castratie moet de kater nuchter gehouden worden. Vanaf 22.00 u op de avond voor de castratie mag de kat geen voer meer. De kater mag dan alleen nog water krijgen. Hij mag ook op de dag van de castratie gewoon water drinken. De kat wordt ’s ochtends gebracht en zal in de loop van de ochtend gecastreerd worden. Als de kater weer wakker genoeg is mag hij naar huis. Meestal is dit in de middag.
Na de castratie moet de kater minimaal drie dagen binnen blijven zodat hij in de gaten gehouden kan worden en de wondjes goed kunnen genezen. Na de castratie kan de energiebehoefte tot 30% dalen. Het is daarom belangrijk om na de castratie minder voer te gaan geven of speciaal voer te gaan geven voor gecastreerde dieren om overgewicht te voorkomen.